top of page

Krijtlijnen zomerakkoord en hervorming vennootschapsbelasting


zomerakkoord hervorming vennootschapsbelasting

Na wat nachtelijk onderhandelen stelde de regering Michel-1 haar nieuw begrotingsakkoord voor op 26 juli 2017. Hieronder vindt u de belangrijkste fiscale en sociale maatregelen uit dit 'zomerakkoord' voor u als zelfstandig ondernemingshoofd of zaakvoerder. De maatregelen dienen echter nog gestemd te worden in het parlement en zullen pas officieel worden na publicatie in het Belgisch Staatsblad.


Inzake fiscaliteit vallen volgende maatregelen te noteren:


1) Hervorming vennootschapsbelasting


Het basistarief van de vennootschapsbelasting bedraagt op heden 33%.

Dit basistarief zal een eerste maal dalen in 2018 tot 29%.

Om vervolgens verder te dalen in 2019 naar 25%


Voor KMO's komt er een verlaagd tarief op het gedeelte van de winst tot 100.000 EUR. Dit tarief zal van toepassing zijn vanaf 2018 en bedraagt 20%. De minimale bezoldiging die aan minstens één zaakvoerder moet worden toegekend om te genieten van dit KMO tarief zal echter wel stijgen naar 45.000 EUR (op heden bedraagt deze minimale bezoldiging slechts 36.000 EUR) of de bezoldiging moet minimaal gelijk zijn aan het belastbaar resultaat van de vennootschap als de bezoldiging lager is dan 45.000 EUR. Bovendien, als de bezoldiging lager is dan 45.000 EUR en lager is dan het belastbaar resultaat van de vennootschap in kwestie, zou er zelfs sprake zijn van een bijkomende aanslag van 10% op het te weinig uitgekeerde bedrag en dit zowel voor kmo's als voor grote ondernemingen (er zal wel een uitzondering voor startende ondernemingen van toepassing zijn gedurende de eerste 4 jaar). Opmerkelijk is dat dat de kleine ondernemingen hun verlaagd tarief niet zullen verliezen indien zij dividenden uitkeren die hoger zijn dan 13% van het gestort kapitaal (waar dit vandaag wel nog zo is).


De aanvullende crisisbelasting (op heden 3%) zal ook dalen in 2018 en 2019 naar 2%. Vanaf 2020 bedraagt deze zelfs 0%.


De notionele intrestaftrek blijf bestaan, zij het in een aangepaste versie. Enkel de stijging van het eigen vermogen zal in aanmerking komen. De berekening zal uitgaan van een gewogen gemiddelde over de laatste vijf jaar.


Wat verder nog opvalt is dat bepaalde aftrekken (zoals vorige verliezen, DBI, overgedragen notionele intrestaftrek,...) beperkt worden indien deze hoger zijn dan 1.000.000 EUR. Deze gaan niet verloren maar 30% van het bedrag boven deze drempel wordt als een minimale belastbare basis beschouwd. Voor grotere ondernemingen zal er dus sprake zijn van een minimum belasting.


Indien er geen of onvoldoende voorafbetalingen worden gedaan stijgt de vermeerdering voor het ontoereikende deel naar 3% in 2018. Ter vergelijking in 2017 bedraagt deze 2,25% en in 2016 bedroeg deze slechts 1,125%.


De investeringsreserve zal uitdoven, maar voor KMO's (en ook voor eenmanszaken en vrije beroepen) zal de investeringsaftrek de komende twee jaar stijgen naar 20% in plaats van 8%. Deze aftrek is voor activa in nieuwe staat die uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt.


Tot vandaag kon een kapitaalvermindering plaatsvinden zonder roerende voorheffing indien de terugbetaling betrekking had op werkelijk gestort kapitaal. Voortaan (2018) zal een kapitaalvermindering niet langer uitsluitend kunnen worden toegewezen aan het gestort kapitaal en dient er steeds pro rata een deel te worden toegekend aan de reserves. Op dit deel moet er dan roerende voorheffing worden betaald. De in kapitaal vastgeklikte reserves uit de interne liquidatie zouden voorlopig buiten schot blijven.


indien er bij een fiscale controle een verhoging van de belastbare basis plaatsvind, zal deze niet meer mogen verminderd worden met de nog bestaande aftrekken zoals bijvoorbeeld de overgedragen verliezen. Er dient dan steeds belasting betaald te worden op de verhoging.


Vooruitbetalingen van kosten kunnen niet langer volledig in kost gebracht worden op het ogenblik van de betaling. Deze zullen moeten toegewezen worden aan het jaar waarop ze werkelijk betrekking hebben conform de boekhoudwet.


Voorzieningen voor risico's en kosten in de boekhouding zullen enkel nog fiscaal aftrekbaar zijn indien zij overeenstemmen met een definitieve verplichting op balansdatum.


De sanctie bij niet-aangifte in de vennootschapsbelasting stijgt. Voortaan worden niet-aangevers sowieso belast op een minimum winst van 40.000 EUR in plaats van 19.000 EUR. Dit minimum zou bij herhaalde inbreuken zelfs nog worden verhoogd.


De aftrek voor autokosten zal verder beperkt worden vanaf 2020 ook voor volledig elektrische voertuigen. Het principe van 120% kostenaftrek zal niet meer van toepassing zijn. Ook brandstofkosten zullen verworpen uitgaven vormen ten belope van een percentage dat afhankelijk is van hun CO2 uitstoot, net zoals dat vandaag reeds voor de andere autokosten het geval is. Alle boetes en verhogingen inzake belastingen en btw worden niet-aftrekbaar (op heden zijn de proportionele boetes zijn wel nog aftrekbaar). De aanslag geheime commissielonen van 103% voor 'zwarte omzet' of niet naleving fiche verplichting, wordt niet aftrekbaar.


De vrijstelling voor gerealiseerde meerwaarden op aandelen die gedurende meer dan één jaar werden aangehouden zal afgeschaft worden tenzij de vennootschap een participatie bezat van minimum 10% of 2.500.000€.


Vanaf 2020 zullen er geen degressieve afschrijvingen meer mogen worden toegepast op nieuwe activa en zullen ook KMO's steeds pro rata moeten worden afschrijven in het jaar van investering.


Afschaffing vanaf 2020 van onder andere volgende belastingvrijstellingen:

- vrijstelling loonkosten stagiairs (40%)

- vrijstelling voor bijkomend personeel

- vrijstelling voor sociaal passief tengevolge van het eenheidsstatuut (zou in principe in 2020 in werking treden, maar is blijkbaar al opnieuw afgeschaft)

- vrijstelling meerwaarde bedrijfsvoertuigen mits herbelegging


Verder worden vanaf 2020 nog volgende maatregelen ingevoerd:

- fiscale consolidatie voor ondernemingsgroepen, het verlies van een dochteronderneming zou hierdoor de winst van de moederonderneming kunnen verminderen.

- vrijgestelde reserves zullen kunnen worden omgezet in belaste reserves aan een tarief van 15% (of mits voorwaarden zelfs 10%) gedurende een periode van twee jaar. Hierdoor zal er bij de vereffening geen vennootschapsbelasting meer moeten betaald worden op deze vrijgestelde reserve.

- de maximum rente op het creditsaldo van de rekening-courant in de boekhouding of voor leningen die niet zijn aangegaan bij een bank zal aangepast en verduidelijkt worden (op heden wordt in deze nog het begrip 'marktrente' gehanteerd).

- de aftrekbaarheid van intresten op vreemd vermogen (leningen) zal onderworpen worden aan bepaalde beperkingen.



2) Andere fiscale maatregelen


Voortaan is er sprake van een belasting op grote vermogens de 'abonnementstaks' genaamd. Deze bedraagt 0,15% op effectenrekeningen van 500.000 EUR en meer. Aandelen, obligaties en fondsen worden beoogd. Levensverzekering en pensioensparen komen echter niet in aanmerking voor de taks.


Onbelast bijklussen tot 500 EUR per maand. Er komt een fiscale en sociale vrijstelling van 6.000 EUR per jaar vanaf januari 2018. Deze maatregel is van toepassing op alle diensten van particulieren aan particulieren en voor alle inkomens uit vrijetijdswerk en functies in de non-profit sector. Deze maatregel werd voorbehouden voor gepensioneerden en voor werknemers die ten minste 4/5 zijn tewerkgesteld (ook voor zelfstandigen). De bouwsector wordt sowieso uitgesloten. Voor de rest is het afwachten welke soort klusjes hiermee precies beoogd worden en of dit geen oneerlijke concurrentie vormt voor de reeds gevestigde zelfstandigen. Het zou hier gaan om drie domeinen. De social profit sector (zoals sportcoach, naschoolse opvang, hulp mindervaliden, ...), deeleconomie via erkend platform en burger-tot-burger activiteiten)


Eenmanszaken die niet voldoende kosten kunnen of willen bewijzen kunnen voortaan beroep doen op het forfait zoals dat vandaag van toepassing is voor werknemers. Verder zal ook de belasting op stopzettingsmeerwaarden dalen. De aftrekbaarheid van autokosten die vandaag in een eenmanszaak steeds 75% bedraagt zal vanaf 2018 afhankelijk worden van de CO2 uitstoot naar analogie met de regeling in de vennootschapsbelasting. De aftrekbaarheid zal dan liggen tussen de 50% en de 100% van het beroepsmatige gedeelte. Deze laatste maatregel viseert voorlopig enkel de wagens aangekocht vanaf 1 januari 2018.


Zelfstandigen zonder vennootschap zullen ook een groepsverzekering kunnen opbouwen naar analogie met het regime zoals dat vandaag reeds bestaat voor bedrijfsleiders. Deze maatregel werd reeds eerder aangekondigd maar had nog geen uitwerking gekregen.


Investeringsaftrek voor zelfstandige eenmanszaken en vrije beroepen stijgt van 8% naar 20% gedurende de volgende twee jaren.


De tax shelter (belastingvermindering van 30% of 45%) voor inbreng van kapitaal in startende ondernemingen zal worden uitgebreid naar groeibedrijven.


De roerende voorheffing op dividenden uit aandelen (op heden 30%) zal verdwijnen op de eerste schijf van 627 EUR om het kapitaal op spaarboekjes te mobiliseren. Daartegenover staat dat de vrijstelling van intresten uit spaarrekeningen gehalveerd wordt tot 940 EUR.


Het systeem van pensioensparen zal veranderen. U zal kunnen kiezen tussen twee systemen. Het eerste systeem is dat wat vandaag reeds van toepassing is. Een belastingvermindering van 30% op een maximum bedrag per jaar van 940 EUR. In het nieuwe systeem zal u kunnen kiezen om jaarlijks tot 1.200 EUR te sparen. Het fiscaal voordeel zal dan wel slechts 25% bedragen.

Het optionele stelsel om de verhuur van onroerende goederen onder toepassing van de Btw te brengen "voor verhuur aan Btw-plichtigen" zal er waarschijnlijk niet komen. Wegens budgettaire redenen werd dit voorstel intussen afgevoerd. Tot op heden kon de verhuur met btw enkel in bepaalde gevallen (onder andere de verhuur van bergruimtes voor de opslag van goederen). Wel zal de fiscus zich voortaan soepeler opstellen. Van zodra meer dan 50% van de totale oppervlakte wordt verhuur als bergruimte zal er niet langer tot herkwalificatie in vrijgesteld onroerende verhuur worden overgegaan. De nieuwe administratieve voorschriften zouden wel enkel van toepassing zijn op overeenkomsten afgesloten vanaf 1 januari 2018.


Er wordt ook voorzien in een bijkomende verhoging van de belastingvrije som voor alleenstaande ouders met een laag inkomen (<18.000€ in 2017). Daarvoor is vereist dat hij/zij niet samenwoont met iemand die over bestaansmiddelen beschikt die netto meer dan 3200€ bedragen per jaar. De verhoging van de belastingvrije som zal gelijk zijn aan 1550€ voor aanslagjaar 2018.

De Wyninckx-bijdrage zal stijgen van 1,5% naar 3%. Deze bijdrage is verschuldigd op alle gestorte premies door een vennootschap in een groepsverzekering of IPT indien het bedrag van deze, per jaar meer dan 31.836 EUR bedragen. Er komen ook meer controles op de correcte toepassing van de 80%-regel. Gelet op deze aankondigingen zal het interessant zijn de backservice premie nog dit jaar te volstorten.


Op sociaal vlak vallen volgende maatregelen op:


De minimum sociale bijdrage voor starters zal dalen. Vandaag moet u als startende ondernemer steeds sociale bijdragen betalen op 13.296,25 EUR. Dit komt neer op ongeveer 700€ per kwartaal. Vanaf 1 april 2018 zal de minimum drempel worden aangepast in de eerste 4 kwartalen van aansluiting naar

Drempel (max) Jaarlijkse sociale bijdrage (min) Minimum per kwartaal

Jaar 1 6.866,25 EUR 1.407,58 EUR 351,90 EUR

Jaar 1 8.864,17 EUR 1.817,15 EUR 454,29 EUR

Jaar 1 13.296,25 EUR 2.725,73 EUR 681,43 EUR

Daarna 13.296,25 EUR 2.725,73 EUR 681,43 EUR

Indien er uiteindelijk meer wordt verdiend in deze jaren volgt er natuurlijk nog steeds een afrekening op basis van het werkelijke bedrag x 20,50%.


Het sociaal statuut van zelfstandigen zal aantrekkelijker gemaakt worden door de wachttermijn inzake uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid te halveren tot 2 weken.


Het systeem van de flexi-jobs wordt uitgebreid naar de detailhandel (bakkers, slagers, kappers, warenhuizen, krantenwinkel ...). Ook gepensioneerden kunnen worden ingeschakeld vanaf 2018. Op zo'n flexi-job betaalt een werknemer geen belastingen of sociale lasten. De werkgever betaald enkel een bijzondere vergoeding van 25%.


Er komt een vermindering van de arbeidskosten in de bouwsector en de strijd tegen sociale dumping op bouwwerven zal verder worden opgevoerd. Tevens zal het afwijkend stelsel voor de opzegtermijnen in de bouwsector worden afgeschaft.


De opzegtermijnen tijdens de eerste 6 maanden zal dalen:

Anciënniteit <1 maand <2 maand <3 maand <4 maand <5 maand <6 maand

Huidig 2 weken 2 weken 2 weken 4 weken 4 weken 4 weken

Toekomst 1 week 1 week 1 week 3 weken 4 weken 5 weken

Via een systeem van starterjobs zal de arbeidskost van jonge werknemers van 18 tot 21 jaar worden verminderd. Inwerkingtreding is voorzien vanaf januari 2018. Deze maatregel zou geen verlies aan nettoloon veroorzaken bij de werknemer. De regeling dient enkel voor jongeren die een (sectoraal) minimumloon ontvangen. De kortingen op de door te storten bedrijfsvoorheffing zijn als volgt:

- werknemer van 18 jaar: 18%

- werknemer van 19 jaar: 12%

- werknemer van 20 jaar: 6%


Interimwerk zou ook worden toegestaan in de privésector.


Vanaf 2019 kunnen werknemers gedeeltelijk pensioen opnemen. Zij kunnen dan bijvoorbeeld halftijds blijven werken en verder pensioenrechten opbouwen.


Er komt ook een VAPZ (vrij aanvullend pensioen) stelsel voor werknemers. Naar analogie met het stelsel voor zelfstandigen dat vandaag reeds van toepassing is. Op vraag van de werknemer kan de werkgever de bijdragen inhouden op het loon en doorstorten.


Mystery calls om de strijd tegen discriminatie tegen te gaan.


De minimumpensioenen voor een volledige loopbaan worden verhoogd met 0,7%.


Aanvullende vergoeding voor oudere werknemers die hun loopbaan met loonsvermindering aanpassen afkomstig van sectoraal fonds of van werkgever.


In de e-commerce zal nachtwerk en zondagsarbeid worden mogelijk gemaakt.


bottom of page